Oktobercampagne 2022

Getuige van Christus zijn : een opdracht om te vervullen, een zending om te beleven

Onder de slogan “Jullie zullen mijn getuigen zijn” onderlijnt de missiemaand dit jaar het belang van de christelijke getuigenis. De slogan werd gekozen uit het laatste gesprek dat de verrezen Christus had met zijn leerlingen: “Wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, en tot het uiteinde van de aarde” (Handelingen 1,8). Jezus uit hier niet gewoon een wens, maar geeft de leerlingen de duidelijke opdracht om te getuigen van wat zij gezien hebben.

Ware identiteit
Paus Franciscus zet die opdracht, die ook wij allemaal meekregen, extra in de verf. Op 14 augustus 2018 zei hij nog tot duizenden jongeren dat “een Kerk zonder getuigenis niet meer is dan wind”, omdat “de heilige Geest niet is waar geen getuigenis is”. In zijn boodschap voor Missiezondag 2022 voegt hij eraan toe dat “de Kerk, als gemeenschap van de leerlingen van Jezus, geen enkele andere zending heeft dan de wereld te evangeliseren door te getuigen van Christus. Evangeliseren is de ware identiteit van de Kerk”. In de verkondiging van de Blijde Boodschap schuilt immers het ontstaan van de Kerk.

Groeien door getuigenis
Na een ontmoeting met de verrezen Heer, konden de leerlingen immers niet zwijgen. Daarvoor was hun vreugde te groot. Denk maar aan de Emmaüsgangers die uitroepen dat “hun hart brandde toen Hij onderweg met hen sprak en de Schriften voor hen ontsloot” (Lucas 24,32). De Kerk is niet alleen geboren uit de getuigenis, maar ze groeit en leeft er nog steeds door. Paus Paulus VI schrijft dat “wie geëvangeliseerd is, op zijn of haar beurt gaat evangeliseren. Dit is de toetssteen van waarachtige evangelisatie: het is ondenkbaar dat iemand het Woord heeft aanvaard (…) zonder iemand te worden die op zijn beurt getuigenis geeft en verkondigt” (Evangelii Nuntiandi 24). Ook Jezus zegt dat “rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in Hem gelooft” (Johannes 7,38).

Nieuwe horizon
Ook al was de ervaring van de leerlingen in Jeruzalem bijzonder onaangenaam, ze deed wel hun geloof groeien. Eerst zagen ze de grote menigte die Jezus wilde zien, terwijl ze riepen “Hosanna, gezegend Hij die komt in de naam van de Heer” (Johannes 12,12). Maar dan komt het schril contrast met wat zich afspeelt op de Olijfberg en Jezus’ dood op het kruis. Sommige leerlingen vluchtten weg en Petrus, de meest oude en wijze onder hen, zou Jezus tot driemaal toe verloochenen. De leerlingen waren teleurgesteld, de weg kwijt. Plots was hun toekomst onzeker. De ontmoeting met de verrezen Heer geeft hen een nieuw leven en een nieuwe horizon, de missionaire horizon. Ze beseften al gauw dat Christus volgen, betekent in zijn voetstappen treden en vertellen over wat er gebeurde in Jeruzalem.

Op weg gaan
Dit impliceert dat de leerlingen op weg moeten gaan. Als getuigen van Christus moeten ze immers alles wie ze zijn en alles wat ze hebben delen met andere mensen. Dan kunnen ze zich niet beperken tot Jeruzalem, het centrum van de wereld volgens de joodse traditie. Dan moeten ze op weg naar de andere, naar het onbekende. Zelfs naar Samaria, dat niet enkel geografisch gescheiden werd van Judea; maar bovenal religieus en socio-cultureel. Ook daar moeten de leerlingen heel voorzichtig voorstellen elkaar te ontmoeten, met elkaar in gesprek te gaan. Missionair getuigen vraagt om verschillen te overstijgen, grenzen te doorbreken. Je moet jezelf in vraag durven stellen, je nederig durven opstellen.

Broederlijkheid
Ook vandaag “moeten wij erop uitgaan, moeten wij uitgaan om aan allen het leven van Jezus Christus aan te bieden”, schrijft paus Franciscus in Evangelii Gaudium (49). Dat leven houdt in dat we als universele kerkgemeenschap getuigen van Gods onvoorwaardelijke liefde voor alle mensen, want Christus is voor hen allen op aarde gekomen. Het Tweede Vaticaans Concilie onderlijnt dat “de Kerk voor ons als een teken van broederlijkheid is, die een eerlijke dialoog mogelijk maakt en versterkt. En dat krachtens haar zending om heel de wereld te verlichten met de boodschap van het evangelie en alle mensen van welk volk, ras en van welke cultuur ook, te verenigen in één Geest” (Gaudium et Spes 92).

Relatie met God
Zo’n sterk getuigenis kun je pas brengen als je een diepe relatie met God uitbouwt. Er is telkens weer een ontmoeting tussen leerling en meester nodig. Dat wist ook Jezus, die zich voor elke opdracht eerst terugtrok in gebed. Na het gebed ging Hij op weg naar mensen, waarbij hij zich solidair en medelevend opstelde. Jezus loopt niet weg bij het zien van het lijden van mensen, het laat Hem niet onberoerd. Zijn ogen, oren en handen hebben altijd weer aandacht voor het verhaal van mensen, voor hun lijden, hun hoop en hun angst. Daarom moeten wij als Kerk “de wereld waarin wij leven, met haar verwachtingen, haar idealen en haar vaak dramatische trekken, te leren kennen en begrijpen” (Gaudium et Spes 4). Pas dan kunnen wij erop inspelen.

Concrete daden
Ook Pauline Jaricot, de stichteres van Missio, integreerde die dynamiek in haar leven. Enerzijds trok zij zich vaak terug in gebed. Anderzijds bracht precies dat gebed haar dichter bij de wereld. Het gebed maakte dat zij meer aandacht had voor de zieken, voor verstoten kinderen, voor prostituées … Voor Pauline werd een waar gebed pas voltooid doorheen concrete daden en doorheen solidariteit met mensen in nood. Ze zegt dat “de liefde van God kleine daden groots maakt. Maar zonder liefde hebben de mooiste daden geen schoonheid en leven” (J. Servel, Un autre visage. Textes inédits de Pauline Jaricot, Ed. du Chalet, Lyon, 1962,p.126).

Vandaag leven Pauline en haar engagement voort in Missio dat verder bouwt op gebed en solidariteit.