Vastenboodschap paus Franciscus 2025: Laten wij samen hoopvol op weg gaan
Dierbare broeders en zusters,
Met het boeteteken van de as op ons hoofd beginnen wij vol geloof en hoop aan onze jaarlijkse pelgrimstocht door de veertigdagentijd. De Kerk, onze moeder en lerares, nodigt ons uit om ons hart voor te bereiden en te openen voor Gods genade, zodat wij met grote vreugde de paasoverwinning van Christus de Heer, op zonde en dood kunnen vieren, zoals de heilige Paulus uitroept: De dood is verslonden en overwonnen. Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel? (1 Kor 15,54-55). Jezus Christus, gestorven en verrezen, is immers het middelpunt van ons geloof en de garantie van onze hoop op de grote belofte van de Vader: het eeuwige leven, dat Hij al heeft verwezenlijkt in Hem, zijn geliefde Zoon (cf. Joh 10,28; 17,3).
In deze veertigdagentijd, verrijkt door de genade van het Jubeljaar, wil ik enkele overwegingen met u delen over de betekenis van samen hoopvol op weg gaan en over de oproepen tot bekering die Gods barmhartigheid tot ons allen richt, persoonlijk en als gemeenschap.
Allereerst: op weg gaan. Het motto van het Jubeljaar, Pelgrims van hoop, doet denken aan de lange tocht van het volk Israël naar het beloofde land, beschreven in het boek Exodus: de moeizame tocht van slavernij naar vrijheid, gewild en geleid door de Heer, die zijn volk liefheeft en altijd trouw blijft. We kunnen de Bijbelse uittocht niet gedenken zonder te denken aan zovele broeders en zusters die vandaag de dag vluchten voor ellende en geweld, op zoek naar een beter leven voor zichzelf en hun dierbaren. Dit vormt een eerste oproep tot bekering, want wij zijn allen pelgrims in dit leven. Ieder van ons kan zich afvragen: hoe laat ik mij raken door deze situatie? Ben ik daadwerkelijk onderweg, of ben ik verstard, angstig en zonder hoop, of zit ik gekluisterd in mijn comfortzone? Zoek ik wegen van bevrijding uit situaties van zonde en gebrek aan waardigheid? Het zou een goede oefening voor de veertigdagentijd zijn om de concrete realiteit van migranten en pelgrims onder ogen te zien en ons daardoor te laten 1Cf. Encycliek Dilexit nos (24 oktober 2024), nr. 220 raken, om te ontdekken wat God ons vraagt om betere reisgenoten te zijn op de tocht naar het huis van de Vader. Dit is een goede ‘test’ voor wie onderweg is.
Ten tweede, laten wij deze tocht samen maken. Samen op weg gaan, synodaal zijn, dat is de roeping van de Kerk. Christenen zijn geroepen om samen op weg te gaan, nooit als eenlingen. De Heilige Geest spoort ons aan om uit onszelf te treden en naar God en onze broeders en zusters te gaan, en ons nooit in onszelf op te sluiten. Samen op weg gaan betekent eenheid bewerken, op basis van onze gemeenschappelijke waardigheid als kinderen van God (cf. Gal 3,26-28); het betekent zij aan zij gaan, zonder de ander te vertrappen of te overheersen, zonder afgunst of hypocrisie te koesteren, zonder iemand achter te laten of zich buitengesloten te laten voelen. Wij gaan in dezelfde richting, naar hetzelfde doel, terwijl wij met liefde en geduld naar elkaar luisteren.
In deze veertigdagentijd vraagt God ons te onderzoeken of wij in ons leven, in onze gezinnen, op onze werkplekken, in onze parochie- of religieuze gemeenschappen in staat zijn om samen met anderen op weg te gaan, te luisteren en de verleiding te overwinnen om ons in onze zelfgenoegzaamheid terug te trekken en alleen op onze eigen behoeften te letten. Laten wij ons voor de Heer afvragen of wij in staat zijn om samen te werken als bisschoppen, priesters, godgewijden en leken, in dienst van het Koninkrijk van God; of wij mensen, nabij en veraf, gastvrij ontvangen met concrete gebaren; of wij hen het gevoel geven deel uit te maken van de gemeenschap, of dat wij hen aan de rand plaatsen. Dit is een tweede oproep: de bekering tot synodaliteit.
Ten derde, laten wij samen op weg gaan in de hoop op een belofte. Moge de hoop die niet teleurstelt (cf. Rom 5,5), de centrale boodschap van het Jubeljaar,5 voor ons de horizon zijn van onze vastentocht naar de paasoverwinning. Zoals paus Benedictus XVI ons leerde in zijn encycliek Spe Salvi: De mens heeft behoefte aan de zekerheid die hem doet zeggen: ‘Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons kan scheiden van de liefde van God, die Hij ons bewezen heeft in Christus Jezus, onze Heer (Rom 8,38-39).’
Jezus, onze liefde en onze hoop, is verrezen7 en leeft en regeert in heerlijkheid. De dood is veranderd in overwinning, en daarin schuilt het geloof en de grote hoop van christenen: de verrijzenis van Christus!
Dit is de derde oproep tot bekering: die van hoop, van het vertrouwen in God en in zijn grote belofte, het eeuwige leven. Wij moeten ons afvragen: ben ik ervan overtuigd dat God mijn zonden vergeeft of gedraag ik mij alsof ik mijzelf kan redden? Verlang ik naar verlossing en roep ik Gods hulp in om die te ontvangen? Leef ik concreet vanuit de hoop die mij helpt de gebeurtenissen van de geschiedenis te interpreteren en mij inspireert om mij in te zetten voor gerechtigheid, broederschap en de zorg voor ons gemeenschappelijk huis, zodat niemand zich buitengesloten voelt?
Zusters en broeders, dankzij de liefde van God in Jezus Christus zijn wij geborgen in de hoop die niet teleurstelt (cf. Rom 5,5). De hoop is het anker voor de ziel, veilig en sterk. In deze hoop bidt de Kerk dat alle mensen gered mogen worden (1 Tim 2,4) en verlangt ze ernaar in de hemelse heerlijkheid verenigd te worden met Christus, haar bruidegom. De heilige Teresia van Jezus verwoordde het als volgt: Hoop, mijn ziel, hoop. Je kent de dag en het uur niet. Waak zorgvuldig, alles gaat snel voorbij, hoewel uw ongeduld twijfelachtig maakt wat zeker is, en lang maakt een zeer korte tijd (Verzuchtingen van de ziel, 15,3).
Laat de Maagd Maria, Moeder van de Hoop, voor ons ten beste spreken en ons begeleiden op onze vastentocht.
Rome, Sint-Jan van Lateranen, 6 februari 2025, Gedachtenis van de heiligen Paulus Miki en gezellen, martelaren
Franciscus