Boodschap van paus Franciscus voor Missiezondag 2022

Jullie zullen mijn getuigen zijn (Handelingen 1,8)


Dierbare broeders en zusters!

Net voor zijn Hemelvaart sprak de verrezen Heer tot zijn leerlingen: “Wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, en tot het uiteinde van de aarde” (Handelingen 1,8). Deze woorden zijn het thema van Missiezondag dit jaar (23 oktober 2022); een dag die ons eraan herinnert dat de Kerk missionair is vanuit haar natuur. Missiezondag 2022 geeft ons ook de kans enkele belangrijke gebeurtenissen in het leven van de Kerk en het missiegebeuren te vieren: de 400e verjaardag van de oprichting van de Congregatie Propaganda Fidei (nu de Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren) en de 200e verjaardag van het Werk voor de Verkondiging van het Geloof. Honderd jaar na het ontstaan van dit Werk kreeg het de titel van “Pauselijk Missiewerk”, samen met het Genootschap van de Heilige Kindsheid (Missio-Kinderen) en het Liefdeswerk van Sint-Petrus Apostel (Missio-Opleidingen).

We horen drie centrale elementen in de woorden van de verrezen Heer. Ze vormen het fundament voor het leven en de zending van elke leerling van Jezus: (1) “Jullie zullen mijn getuigen zijn”; (2) “tot het uiteinde van de aarde” en (3) jullie zullen de kracht van de heilige Geest ontvangen”. Laten we bij deze drie elementen stilstaan.

“Jullie zullen mijn getuigen zijn”: elke christen is geroepen om te getuigen van Christus

Dit is het centrale punt, het hart van wat Jezus aan zijn leerlingen onderwees, om hen de wereld in te zenden. De leerlingen moeten getuigen van Jezus zijn, dankzij de genade van de heilige Geest die ze zullen ontvangen. Waar ze ook heen gaan en in welke situatie ze ook terecht komen. Christus was de eerste die gezonden werd, als een “missionaris” van de Vader (zie Johannes 20,21), en van daaruit is Hij de “getrouwe getuige” van de Vader (zie Openbaring 1,5). Op een vergelijkbare manier is elke christen geroepen om een missionaris en getuige van Christus te zijn. De Kerk, als gemeenschap van de leerlingen van Christus, heeft dan ook geen andere missie dan, door te getuigen van Christus, de Blijde Boodschap kenbaar te maken aan de hele wereld. Evangeliseren is de ware identiteit van de Kerk.

Door stil te staan bij de woorden “Jullie zullen zijn getuigen zijn”, ontdekken we enkele steeds terugkerende aspecten van de missie die Christus toevertrouwde aan de leerlingen. De meervoudsvorm van het werkwoord benadrukt het gemeenschapsaspect en de kerkelijke natuur van de missionaire roeping van de leerlingen. Elke gedoopte persoon is geroepen om missionair te zijn binnen de Kerk en vanuit het mandaat dat de Kerk ontving. De christelijke roeping nemen we daarom samen op en niet individueel; we doen het in verbondenheid met de kerkgemeenschap en niet op eigen initiatief. Zelfs wanneer iemand in een specifieke situatie zijn of haar evangeliserende zending alleen opneemt, moet hij of zij dit steeds doen in verbondenheid met de Kerk die hem of haar zendt. De heilige paus Paulus VI sprak hierover in zijn apostolische exhortatie Evangelii Nuntiandi, een document dat me nauw aan het hart ligt: “evangeliseren is nooit en voor niemand een individueel en geïsoleerd handelen. Wanneer de onbekendste predikant, catechist of herder in de meest afgelegen plaats het evangelie verkondigt, zijn kleine gemeenschap verzamelt of een Sacrament bedient, dan voltrekt hij, zelfs al is hij alleen, een handelen van de Kerk, en is wat hij doet verbonden met de evangeliserende activiteit van heel de Kerk, door middel van - zeker - de institutionele bindingen, maar ook door middel van onzichtbare banden en diepe wortels in de orde van de genade. Dat veronderstelt echter dat hij niet handelt vanuit een zichzelf aangematigde zending, noch krachtens een persoonlijke inspiratie, maar in eenheid met de zending van de Kerk en in haar naam” (60). Het was daarom ook niet toevallig dat de Heer Jezus de leerlingen twee aan twee uitzond: het getuigenis van christenen over Christus is van nature een gemeenschapsgebeuren. De aanwezigheid van een gemeenschap, hoe klein of groot ook, is daarom van wezenlijk belang bij het opnemen van de missionaire zending die we kregen.

Bovendien krijgen de leerlingen de vraag hun hele leven in het teken van hun zending te stellen: ze zijn niet enkel gezonden om het Woord uit te dragen, maar ook om hun missie voor te leven. Ze moeten niet enkel getuigenis afleggen, maar ook getuigen van Christus zijn. In zijn tweede brief aan de christenen van Korinthe schrijft de apostel Paulus deze ontroerende woorden: “Altijd dragen wij het sterven van Jezus in ons lichaam mee, opdat ook het leven van Jezus zich in ons lichaam openbaart” (4,10). De essentie van onze missie is om te getuigen van Christus: zijn leven, zijn lijden, zijn dood en zijn verrijzenis uit liefde voor de Vader en de hele mensheid. Niet toevallig gingen de leerlingen op zoek naar een vervanger voor Judas onder de mensen die, net als zijzelf, getuige waren van de verrijzenis van de Heer (zie Handelingen 1,21). Christus, verrezen uit de doden, is degene over wie we moeten getuigen en wiens leven we moeten delen. Missionarissen van Christus zijn niet gezonden om over zichzelf te vertellen, om hun overtuigende of leidinggevende kwaliteiten of capaciteiten ten toon te spreiden. Integendeel, hen is de grote eer toebedeeld om de woorden en daden van Jezus voor te stellen, om aan iedereen het Goede Nieuws van zijn reddingswerk te verkondiging; zoals ook de eerste apostelen het deden met vreugde en moed.

Een martelaar, iemand die zijn of haar leven geeft voor Christus, is daarom de ultieme getuige. Hij herhaalt de ultieme gave die Christus ons gaf. “De eerste motivering om te evangeliseren is de liefde van Jezus die wij hebben ontvangen, de ervaring door Hem te zijn gered welke ons ertoe aanzet Hem steeds meer lief te hebben” (Evangelii Gaudium 264).

De observatie van de heilige Paulus VI over de christelijke getuigenis is ook vandaag even zinvol: “De hedendaagse mens luistert liever naar getuigen dan naar leraren, en als hij luistert naar leraren, dan is dat omdat zij getuigen zijn” (Evangelii Nuntiandi 41). De getuigenis van een authentiek christelijk leven is fundamenteel om het geloof door te geven. Ook de opdracht om Christus’ persoon en boodschap te blijven verkondigen is even belangrijk. Paulus VI gaat dan ook verder: “De prediking – de verkondiging van de boodschap met woorden – blijft onontbeerlijk. (…) Het woord blijft altijd actueel, vooral wanneer het in Gods kracht gesproken is. Daarom blijft het axioma van Paulus actueel waar hij zegt: ‘Het geloof ontstaat door de prediking’ (Romeinen 10,17). Het is juist het gehoorde Woord dat tot geloof brengt (42).

Wanneer we het hebben over evangelisatie zijn zowel het voorbeeld van een christelijk leven als de verkondiging van Christus onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het ene staat ten dienste van het andere. Het zijn twee longen waarmee een gemeenschap moet ademen, wil zij missionair zijn. Deze volledige, consistente en vreugdevolle getuigenis van Christus zal ongetwijfeld een bron van aantrekking zijn, waardoor de Kerk ook in het derde millennium groeien kan. Daarom roep ik iedereen op om weer waarlijk getuige van Christus te worden, in woorden en daden, in elk domein van zijn of haar leven, en dit met de moed, durf en vrijmoedigheid die ook de eerste christenen hadden.

“Tot het uiteinde van de aarde”: de altijddurende relevantie van een missie van universele evangelisatie

Wanneer de verrezen Heer zegt dat de leerlingen zijn getuigen zullen zijn, voegt Hij er ook aan toe naar waar zij gezonden worden: “in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, en tot het uiteinde van de aarde” (Handelingen 1,8). Hier ontdekken we het universele karakter van de missie van de leerlingen. We zien ook de “centrifugale” geografische uitbreiding van de missie, als het ware in concentrische cirkels: ze begint in Jeruzalem, wat in de joodse traditie werd gezien als het centrum van de wereld, en breidt zich uit naar Judea, Samaria en “het uiteinde van de aarde”. De leerlingen worden niet gezonden om mensen te bekeren, maar wel om te verkondigen. Christenen bekeren niet hardhandig. De Handelingen van de Apostelen gebruiken voor deze missionaire verspreiding het beeld van “heen gaan”. Het gaat om een Kerk die trouw is aan haar roeping om te getuigen van Christus de Heer en geleid wordt door de goddelijke voorzienigheid in haar concrete levensomstandigheden. Wanneer een hevige vervolging tegen de gemeente van Jeruzalem uitbreekt, raken de apostelen verspreid over de landstreken van Judea en Samaria, overal trekken ze rond en verkondigen ze de Goede Boodschap en getuigen ze van Christus (zie Handelingen 8,1-4).

Vandaag gebeurt iets gelijkaardig. Door vervolging, oorlog en geweld zien christenen zich genoodzaakt hun thuisland te ontvluchten naar andere landen. We zijn dankbaar dat deze broeders en zusters zich niet opsluiten in hun eigen lijden, maar getuigen van Christus en de liefde van God in andere landen die hen ontvangen. Daarom wees Paulus VI op het belang van de “verantwoordelijkheid van de emigranten in de landen die hen ontvangen” wanneer hij sprak over de echte verkondigers van het evangelie (Evangelii Nuntiandi 21). Vandaag zien we steeds duidelijker hoe de aanwezigheid van gelovigen van verschillende nationaliteiten onze parochies verrijkt en hen meer universeel, meer katholiek maakt. De pastorale zorg voor migranten hoort daarom ten volle bij onze missionaire activiteit die ook lokale gelovigen kan helpen de vreugde van het christelijke geloof opnieuw te ontdekken.

De uitdrukking “tot het uiteinde van de aarde” moet leerlingen van Jezus uit elk tijdperk uitdagen en aanzetten om in hun getuigenis verder te gaan dan plaatsen die reeds vertrouwd zijn. Dankzij de moderne mogelijkheden om te reizen, kunnen we nu eenvoudiger geografische gebieden bereiken waar nog nooit een missionaire getuigenis van Christus werd afgelegd, waar de Blijde Boodschap van zijn liefde nog niet is aangekomen. Maar geen menselijke realiteit is vreemd aan de leerlingen van Christus die hun zending opnemen. De Kerk van Christus zal altijd blijven “heen gaan” naar nieuwe geografische, sociale en existentiële horizonten, naar “grensgevallen” wat betreft plekken of menselijke situaties. Zo kan zij overal getuigen van Christus en zijn liefde, bij mannen en vrouwen van alle volkeren, culturen of sociale klassen. Op die manier gaat het steeds om een missio ad gentes, zoals het Tweede Vaticaans Concilie ons leerde. De Kerk moet altijd vooruit willen gaan, voorbij haar eigen grenzen, om bij iedereen te getuigen van de liefde van Christus. Ik wil dan ook van deze gelegenheid gebruik maken om dankbaar stil te staan bij alle missionarissen die hun leven hebben gegeven om steeds “verder te gaan” in het laten vlees worden van Christus’ liefde voor alle broeders en zusters die zij ontmoetten.

“Jullie zullen de kracht van de heilige Geest ontvangen”: laten we altijd gesterkt en geleid blijven door de Geest

Toen de verrezen Heer de leerlingen opdroeg zijn getuigen te worden, beloofde Hij hen ook de nodige genade voor deze grote verantwoordelijkheid: “Wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en mijn getuigen zijn” (Handelingen 1,8). Volgens het verhaal in de Handelingen van de Apostelen waren de leerlingen precies na het neerdalen van de heilige Geest getuige van de gekruisigde en verrezen Christus. Deze kerygmatische verkondiging – de “missionaire” toespraak van de heilige Petrus aan de inwoners van Jeruzalem – was het begin van een tijdperk waarin de volgelingen van Jezus de wereld zouden evangeliseren. Waar ze eerst nog zwak, bang en op zichzelf teruggeplooid waren; geeft de heilige Geest hen nu kracht, moed en wijsheid om aan iedereen getuigenis van Christus af te leggen.

Zoals “niemand kan zeggen ‘Jezus is de Heer’ tenzij onder invloed van de heilige Geest” (1Korintiërs 12,3), kan ook geen enkele christen een volledige en ware getuigenis van Christus brengen zonder de inspiratie en hulp van de Geest. Elke missionaire volgeling van Christus is geroepen om het essentiële belang van het werk van de Geest te erkennen, om dagelijks in zijn aanwezigheid te dwalen en om zijn onfeilbare kracht en leiding te ontvangen. Precies wanneer we ons moe, ongemotiveerd of verward voelen, moeten we ons in gebed tot de Geest keren en zijn hulp vragen. Daarom wil ik nogmaals benadrukken dat het gebed een belangrijke rol speelt in het missionaire leven: het helpt ons een nieuwe adem te vinden en gesterkt te worden door de Geest als onuitputtelijke goddelijke bron van nieuwe energie en vreugde, door met anderen te delen in het leven van Christus. “De vreugde van de Geest ontvangen is een ware genade. Sterker nog, het is de enige kracht die ons in staat stelt om het evangelie te prediken en ons geloof te belijden voor de Heer” (Boodschap aan de Pauselijke Missiewerken, 21 mei 2020). De Geest is de ware hoofdrolspeler van de missie. Hij geeft ons de juiste woorden op het juiste moment en op de juiste wijze.

In het licht van deze werkzaamheid van de heilige Geest, willen we ook stilstaan bij de missionaire verjaardagen die we in 2022 vieren. In 1622 zag de Congregatie Propaganda Fidei het levenslicht. Deze congregatie zou zich buigen over de promotie van het missionaire mandaat in nieuwe gebieden. Doorheen de geschiedenis werd dat een succes. De congregatie bleek cruciaal voor de evangeliserende missie van de Kerk, vrij van beïnvloeding door wereldlijke machten, waardoor verschillende lokale kerkgemeenschappen ontstonden. Vandaag brengen zij vreugde en kracht aan de dag. We hopen dat deze Congregatie ook vandaag, onder het licht en de kracht van de Geest, haar werk mag voortzetten zoals ze dat de voorbije eeuwen heeft gedaan. Ze levert waardevol werk op het vlak van coördinatie, organisatie en promotie van de missionaire activiteiten van onze Kerk.

Dezelfde Geest die onze universele Kerk leidt, inspireert ook gewone mannen en vrouwen tot een buitengewone missie. Dat was zeker het geval voor Pauline Jaricot, een jonge Franse vrouw, die tweehonderd jaar geleden het Werk voor de Voortplanting van het Geloof stichtte. Zij zal in dit jubeljaar 2022 zalig verklaard worden. Hoewel Pauline een slechte gezondheid had, aanvaardde ze toch Gods inspiratie om een netwerk van gebed en fondsenwerving voor missionarissen op te richten. Op die manier konden alle gelovigen deelnemen aan de missie “tot het uiteinde van de aarde”. Dit briljante idee ligt aan de basis van Missiezondag zoals we die vandaag kennen, waarbij in lokale kerkgemeenschappen wereldwijd fondsen worden verzameld om vanuit een universeel fonds de missionaire activiteiten van de Kerk te steunen.

In deze context is ook de Franse bisschop Charles de Forbin-Janson het vermelden waard. Hij stichtte het Genootschap van de Heilige Kindsheid (Missio-Kinderen) om de missie onder kinderen te promoten. Hij deed dit onder het motto “Kinderen evangeliseren kinderen, kinderen bidden voor kinderen, en kinderen helpen kinderen wereldwijd”. Ik denk ook aan Jeanne Bigard, die aan de basis ligt voor het Liefdeswerk van Sint-Petrus Apostel (Missio-Opleidingen) om lokale priesterstudenten en priesters in onze wereldkerk te steunen. Deze drie Missiewerken kregen honderd jaar geleden de erkenning van “Pauselijk” te zijn. Ook onder de inspiratie en leiding van de heilige Geest startte Paolo Manna, 150 jaar geleden geboren, de Pauselijke Missiebond. Dit werk heeft als doel om aandacht te vragen voor het missionaire bewustzijn van priesters, mannelijke en vrouwelijke religieuzen en het hele Godsvolk. De Heilige Paulus VI behoorde zelf tot de Missiebond en gaf haar de pauselijke erkenning. Ik vernoem vandaag deze vier Pauselijke Missiewerken om hen te erkennen voor hun historische verdiensten, maar ook om iedereen aan te moedigen mee in hun verhaal te stappen en bij te dragen aan hun activiteiten in het licht van de evangelisatie door onze Kerk, universeel en lokaal. Dit jaar met verschillende verjaardagen meer dan ooit. Ik hoop van harte dat lokale kerkgemeenschappen uit deze Missiewerken voldoende mogen putten om de missionaire geest onder het Volk Gods aan te wakkeren.

Dierbare broeders en zusters, ik blijf dromen van een volledig missionaire Kerk en een nieuw tijdperk van missionaire activiteit binnen onze christelijke gemeenschappen. Ik herhaal daarbij het verlangen van Mozes voor het Volk van God onderweg: “Ik zou willen dat heel het volk van de Heer profeteerde!” (Numeri 11,29). Inderdaad, mogen wij waarlijk uitgroeien tot wie we in het doopsel geworden zijn: profeten, getuigen, missionarissen van de Heer; doorheen de kracht van de heilige Geest en tot het uiteinde van de aarde! Maria, Koningin van de Missie, bid voor ons!

Rome, Sint-Jan van Lateranen, 6 januari 2022, Feest van de Openbaring van de Heer